03 oktober 2025

VEERKRACHT - WEG NAAR HEELHEID

 

VEERKRACHT is een van de prachtige vermogens van de natuur die gearmd gaat met groeikracht.
Veerkracht in de levende natuur is niet alleen telkens weer terugveren bij een 'schok', zoals de veren van een auto, maar een soort 'vooruit-veren' : een stap achteruit zetten om dan een iets grotere stap vooruit te zetten. Het is de dynamiek van een groeiproces. Die dynamiek werkt in talloze planten en dieren, ja wezenlijk in de hele natuur en daarom zeker ook bij ons mensen. Problemen, schokken, dagen uit tot 'eventjes terug', maar dan, vernieuwd, een stapje verder gaan. Via rust en 'versteviging' de weg vérder gaan naar volgroeidheid en heelheid.
De wijze natuur biedt ons een enorme rijkdom aan voorbeelden - ook van verschillende soorten veerkracht, waarvan we er hier slechts enkele kunnen noemen.


IN DE PLANTENWERELD
Enkele soorten veerkracht: fysiologisch, morfologisch, biochemisch en relationeel/coöperatief.

FYSIOLOGISCH :
Sommige planten sluiten hun huidmondjes bij droogte om waterverlies te beperken, verstevigen in die 'rusttijd' en groeien, als er weer vocht is, verder. Zo gaan bij cactussen en andere woestijnplanten de huidmondjes 's nachts open en sluiten die zich weer bij toenemend licht - en zo ook bij droge en vochtige perioden.


MORFOLOGISCH (vorm en beweging):
Cactussen vormen vaak ook een buffer: ze hebben dikke stengels en doorns om water vast te houden en verdamping te beperken - en overleven zo periodes van droogte - om, als er weer vocht is, open te gaan en vaak prachtig te bloeien.
Of, zoals bij zonnebloemen, die met bloemen en bladeren 'snelle' aangepaste bewegingen maken, om optimaal van het zonlicht gebruik te kunnen maken, wat nodig  voor de fotosynthese: het aanmaken van voedende suikers en het produceren van zuurstof.
Dit heliotropisme (bewegen naar de zon - en naar het licht in het algemeen) is iets van vrijwel alle planten, zij het minder opvallend en snel dan bij b.v. zonnebloemen. Alle planten hebben een innerlijke drang naar het licht - om te blijven leven én om verder te groeien naar voltooiing.

BIOCHEMISCH : 

Planten maken als verdediging een grote verscheidenheid beschermende stoffen aan om zich tegen hitte,  UV-straling, droogte en / of aanvallers te beschermen - en gaan gestaag verder met hun groei. Zo hebben bv. druiven, bessen, tomaten (afb.), appels, rode kool natuurlijke zonnefilters, die tevens beschadiging van het DNA tegengaan. In spinazie, wortelen, maïs en paprika wordt het fotosynthese apparaat tegen overmatige lichtenergie beschermd. Weer andere planten verspreiden beschermende geuren of prikkelende stoffen, zoals b.v. de brandnetel.
In feite heeft bijna iedere plantensoort zijn eigen mix van antioxidanten, foto-beschermende of afwerende stoffen, afhankelijk van de omgeving waarin ze groeien. 

ECOLOGISCH en 'RELATIONEEL': 

Veel planten vormen zaden, soms hele zaadbanken ondergronds, die lange tijd kunnen wachten tot de omstandigheden weer gunstig zijn, en groeien en ontwikkelen zich dan weer verder. 
Andere planten (b.v. grassen) ontwikkelen wortelstokken, waarin voedsel wordt opgeslagen, en waaraan groeipunten ontstaan, om later (bv. na begrazing of brand) weer 'snel' te kunnen groeien - én bloeien !

Dit gebeuren in de ondergrond is een buitengewoon rijk gebied, dat de laatste decennia grote aandacht heeft gekregen vanwege de 'sociale' kant ervan: zeer veel planten helpen elkaar, beschermen elkaar, waarschuwen elkaar bij gevaar. De wortelsystemen (de rhyzomen) zijn niet alleen met elkaar verweven maar hebben naast de fysieke steun en stabiliteit die ze geven aan de plant of boom ook levenbevorderende functies, in twee richtingen: de voedingstoffen uit de fotosynthese in de bladeren worden naar de wortels getransporteerd waar ze schimmels, algen, bacteriën voeden. En omgekeerd wordt water, o.a. door de capillaire werking, omhoog getransporteerd met daarin een veelheid aan specifieke (groei)stoffen, die de bacteriën, algen en schimmels 'als tegenprestatie' maken voor de plant / boom en haar bloemen en vruchten.

En, zoals gezegd, dit is niet alleen voor de individuele plant of boom, maar voor het grote netwerk van alle grote en kleine planten samen. Men heeft dit wel speels het Wood Wide Web genoemd, naar het www (world wide web) van het internet, om zo de vooral ondergrondse actieve relatie tussen bomen en andere planten, b.v.  in een bos, aan te duiden. Wonderlijk is ook dat er niet zelden zelfs van een zekere hiërarchie sprake is, waarbij b.v. "moederbomen" een speciale (leidende, beschermende) rol vervullen  binnen een bepaald ecosysteem - en dit óók tussen de verschillende soorten planten onderling. Een buitengewoon rijke vorm van onderlinge steun en samenwerking. Een gevarieerdheid en een samenwerking die een wezenlijke 'sleutel' vormen voor de veerkracht van een stuk natuur. Echte ecologische veerkracht !
[ Een bijzonder mooi boek hierover is dat van Peter Wohlleben : Het verborgen leven van bomen. Wat ze voelen, hoe ze communiceren. Ontdekkingen uit een onbekende wereld. ]


IN DE DIERENWERELD
Ook hier zijn er verschillende soorten veerkracht : gedragsmatig, fysiologisch, fenomenologisch, ecologisch, coöperatief, enz.

GEDRAG / MOBILITEIT

Veel vogels migreren (trekken) vaak duizenden kilometers om kou of voedseltekort te vermijden - om daarna weer terug te keren (vaak naar dezelfde broedplaats) om zich te vermenigvuldigen, verder te groeien en op de langere duur als soort te evolueren.
Bekende voorbeelden zijn de trekkende zwaluwen en ganzen, maar er zijn tientallen andere soorten migranten,  zoals de nachtegaal, de tuinfluiter, de spreeuw, de witte ooievaar, enz.
Naast deze 'extreme' mobiliteit is er, voor alle dieren, altijd al de lokale mobiliteit die hun extra mogelijkheden biedt om voedsel te zoeken, te nestelen, te paren, enz. waarbij die typische veerkrachtige beweging (even terug en dan verder vooruit) vaak een wezenlijk kenmerk is.

FYSIOLOGISCH: 

Sommige dieren houden een winterslaap of een zomerslaap om energie te besparen bij extreme kou of hitte (ook hitte vraagt veel energie om koel te blijven) - om daarna weer te ontwaken en voort te leven en zich verder te ontwikkelen.
Bekende voorbeelden zijn egels, vleermuizen en hamsters (afb.), die in winterslaap (hibernatie) gaan om energie te besparen bij kou en voedselschaarste. Hun hartslag en ademhaling vertragen en hun lichaamstemperatuur daalt sterk, zodat ze maanden kunnen overleven zonder te eten en / of door alleen heel 'voorzichtig' de aangelegde vetreserves te gebruiken. Dat 'overwinteren' zie je ook bij reptielen en amfibieën, zoals slangen en schildpadden, die zich vaak ingraven in de modder onder water.
Weer anders is het bij sommige insecten: die overwinteren als ei of gaan, zoals het lieveheersbeestje, in groepen bij elkaar zitten én vertragen hun lichaamsfuncties.  

Interessant vind ik ook dat bij bepaalde beren, zoals de zwarte en de bruine beer, diep in hun warme hol, de vrouwtjes jongen tijdens hun winterslaap / slaperigheid, wat natuurlijk enorm energie-efficiënt is.
 

De zomerslaap (estivatie) is wat minder bekend, maar komt ook veel voor, zoals b.v. bij het vogelbekdier (afb.), grondeekhoorns, padden en kikkers.
Huisjesslakken voorkomen in de zomerwarmte uitdroging door de opening van hun huisje te sluiten. Ze gaan dan in zomerrust of diapause, waarmee ze het droge en hete seizoen overleven.

Een 'tussenvorm' is de winterrust van b.v. dassen, eekhoorns en de al genoemde beren, die wel hun lichaamstemperatuur kunnen laten dalen, maar toch tussendoor wakker worden om te eten, zoals de eekhoorn, die van tijd tot tijd zijn wintervoorraad aanspreekt.

AANPASSING VAN UITERLIJK (fenomenologisch)

Veel zoogdieren ontwikkelen een dikke windervacht, die ze in het voorjaar weer verliezen, om 'verfrist' verder te leven en te groeien. Andere verwisselen van kleur, zoals b.v. de sneeuwhaas (afb.) die van bruin naar wit verandert in de winter en daardoor minder opvalt voor roofdieren: een vorm van dynamische en beschermende mimicry.
Een heel andere oplossing om droogte en voedseltekort te overkomen zien we bij  kamelen, die weken zonder water en met weinig voedsel kunnen door vet en vocht op te slaan (in hun bulten en elders) en hun lichaamstemperatuur te reguleren.

ECOLOGISCH: 

Dieren passen hun voedselkeuze aan of zoeken steun en bescherming door te leven in groepen om zo hun overlevingskansen te vergroten.
Die aanpassing van voedselkeuze en omgeving zien we b.v. bij de zalm (afb.), die zich in zijn verschillende levensfasen aanpast aan zout en zoet water door tegen de sterke stroom van ('zoete') rivieren in te zwemmen om daar te paaien - en dan later weer het zoute zeewater op te zoeken.
Herten schakelen 'moeiteloos' over naar bast en twijgen wanneer gras en kruiden schaars zijn in de winter.


SAMENWERKING  (coöperatief) :


Net als bij planten, die door samenwerking overleven en groeien, veerkrachtig zijn en evolueren, zien we dit ook veelvuldig bij dieren. Een van de meest sprekende voorbeelden zijn wel de mieren, die in wonderlijke en creatieve samenwerking  voedsel weten te vinden (zie afb.) en dit in hun kolonies systematisch opbergen, Bovendien, door een uitgekiende taakverdeling en strategie, beschermen en verdedigen ze zich tegen extern gevaar.

De hogere termieten leggen voedselvoorraden aan via het eten en omzetten van  vormen van cellulose (hout, papier, gras e.d.) en door het kweken van  schimmeltuinen: schimmels laten groeien op plantaardig materiaal, die als (eiwitrijk) voedsel dienen. En ook hier, net als bij mieren, is er een opvallende taakverdeling die hun leven, overleven en verdere ontwikkeling ten goede komt. Ook weer vormen van veerkracht, die ontwikkeld zijn binnen de eigen context en mogelijkheden.

Naast deze 'kleine' dieren zijn er die vele vormen van samenleven en samenwerking, die we gemakkelijk kunnen waarnemen, zoals bij (families van) olifanten, (roedels van) wolven, samen jagende leeuwen, dolfijnen en orka's die samen jagen, maar ook bij runderen, honden, stokstaartjes, apen en giraffen. Het zijn allemaal dieren die door onderlinge steun de "uitdagingen van het leven" aankunnen, weerbaar zijn en verder kunnen groeien en ontwikkelen.

BIJ DE VISSEN EN DE VOGELS :
Natuurlijk zijn vogels en vissen ook dieren, maar zij verschillen toch in veel opzichten van de landdieren, inclusief de reptielen en de amfibieën. 
Vissen en vooral vogels zijn heel sterk in samen-doen, leven in gemeenschap, waardoor ze extra veerkrachtig zijn en, zich aanpassend aan veranderende situaties ook verder evolueren.

VISSEN zijn, in het algemeen, sociale dieren. Het is bekend hoe ze samen hun voedselbronnen verdedigen en daartoe zelfs met andere soorten coalities vormen. Ze communiceren via visuele, akoestische en chemische signalen en door gedrag. Ze houden vaak krachtige hiërarchieën in stand. Er zijn al genoeg voorbeelden van hoe ze snel van elkaar kunnen leren, b.v. om voedsel te vinden of een vijand te onderkennen. Zo waarschuwt b.v. de tandbaars (afb.) door trillen zijn collega's voor een verborgen prooi. Ook komt mutualisme voor: het verlenen van diensten aan elkaar, zoals b.v. elkaar reinigen.
Allemaal voorbeelden van hoe ze te midden van allerlei 'problemen' flexibel en creatief blijven, ook nieuwe strategieën ontwikkelen, en zo grote veerkracht en voortgaande ontwikkeling vertonen.

VOGELS zijn wat dit betreft wellicht nog sprekender. Zij hebben veel manieren om te communiceren en samen te leven - waardoor hun overleving, hun veerkracht en zo hun toekomst en ontwikkeling bevorderd worden.

Mussen, papegaaien, flamingo's (afb.), kraaien en zangvogels, zoals lijsters en merels, zijn slechts enkele van de ontelbare voorbeelden. Hun grote intelligentie blijkt op vele manieren: 
* groepsvorming, wat helpt bij bescherming tegen roofdieren en bij het navigeren bij het trekken, 
* communicatie via geluiden, lichaamstaal, kleuren, zowel om elkaar te (her)kennen alsook om te waarschuwen tegen gevaar, te informeren over voedsel en van elkaar strategieën en aanpassingen aan nieuwe situaties te leren.
* samenwerking bij het zoeken naar voedsel, bij nestkeuze, bij  het (op)voeden van jongen en het delen van voedsel (voor de jongen), bij bescherming tegen gevaar en bij oefening in tactieken.
* heterogeniteit : het actief gebruik maken van verschillende kwaliteiten en mogelijkheden, door samenwerking met andere vogels van verschillende soorten.
* organisatie, taakverdeling (b.v. bij aanval en verdediging of het verwerven van voedsel), met een onderlinge hiërarchie, met duidelijke leiders en volgers, om zo optimaal te functioneren.

EN - LAST BUT NOT LEAST - BIJ ONS MENSEN ?
Na al het voorgaande is overduidelijk hoezeer de natuur ons leert veerkrachtig te zijn en naar grotere heelheid en voltooiing toe te groeien.
Zonder volledig te willen zijn noem ik enkele punten:

* Verbondenheid en samenwerking :Onze menselijke veerkracht vergroten we door samenwerking, door relaties en verbondenheid. Dit is in het gewone leven van enorm belang. Zoek steun bij elkaar, probeer niet je problemen op je eentje op te lossen.

* Heterogeniteit: Daarbij ook, zoals b.v. de vogels en zoveel andere dieren (en ook planten) ons leren, open te staan voor de kracht heterogeniteit: het waarderen en bewust 'benutten' van onderlinge verschillen. De natuur leert ons steeds opnieuw dat monocultures extra kwetsbaar zijn. Dus ; laat je leren en helpen door mensen die een andere achtergrond hebben of een andere visie hebben. Niet gemakkelijk, maar wel vaak een sleutel voor een échte uitweg.


* Langzame variabelen : De hele natuur leert ons ook aandacht te hebben voor wat we 'langzame variabelen' noemen: Oog hebben voor en vertrouwen hebben in ontwikkelingen die onopvallend en langzaam gaan, maar die op de duur veel effectiever zijn dan kortstondige gebeurtenissen en zgn. snelle veranderingen of oplossingen, de zgn. quick fits. Heb geduld, laat zaken groeien, vertrouw op de diepere en zogenaamde zachte levenskrachten.


* Blijven leren: Een ander punt is de bereidheid om te blijven leren, open te blijven staan voor nieuwe benaderingen en inzichten, omdat bestaande informatie en ideeën vaak snel verouderen en omdat meegroeien nodig is om contact te houden met het léven, om zó veerkrachtig te blijven.


* Het grotere geheel : Wat vaak ook zéér helpt om veerkrachtig te blijven is oog te hebben voor het grote(re) geheel en de ontwikkelingen waar we vaak middenin zitten (en daardoor soms moeilijk te zien zijn). 
Wat zijn de echte waarden en doelen in ons leven ? Je geloofsovertuiging of je levensovertuiging : die kunnen ons een krachtig vertrouwen geven en zijn datgene wat ook op de langere termijn steun geeft.

* Bewustzijn :Er wordt steeds meer bekend over bewustzijn bij dieren, hun emoties, hun vreugde en pijn, hun doelgerichtheid. We noemen dit vaak instinct en beschouwen dat dan als een soort (automatisch) mechanisme - "verschillend van ons mensen". Voortgaand onderzoek nuanceert dit steeds meer en breidt de begrippen uit. Door nadenken, afstand nemen, langdurige reflectie kan ons bewustzijn groeien, kan ons zelfbesef zich verdiepen, kunnen we meer leren van onze ervaringen, begrijpen we meer wat ons eigenlijk motiveert - en worden zo steeds meer toegerust tot die weerbaarheid die ons doet groeien en tot steeds grotere heelheid en voltooiing brengt.

Beste lezen, dank voor het lezen tot hiertoe.

Ik hoop dat al die dynamiek in de hele natuur - waar wij wezenlijk deel van uitmaken - je sterkt in het vertrouwen dat wij goede bronnen hebben om weerbaar te blijven en naar grotere heelheid te groeien.
Moge ons allen dat vertrouwen, die energie en die voltooiing geschonken worden! 

Johan Muijtjens
oktober 2025 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten